Hieronder volgt een opsomming van de vele projecten die ik in mijn 37-jarige tijd bij de Koninklike Luchtmacht heb kunnen en mogen doen. Helaas kan dit niet geheel in chronologische volgorde worden weergegeven.
1964 geplaatst bij Centrale Vluchtinlichtingen en Verbindings Groep te Hilversum.
Na mijn plaatsing in 1964 bij de CVV-Groep op de van Helsdingen kazerne aan de Doodweg 1 te Hilversum werd ik, met een opleiding HRoRat (Hulp Radio Radar Techniek), tewerk
gesteld bij het Bureau Verbindingen bij Elt Ehrencron en Vdg de Bult.
Na enkele weken bleek er een foutje te zijn gemaakt en werd mijn plaats van tewerkstelling gewijzigd in 99 LuVE (Luchtmacht Verbindings Eenheid) te Zwaluwenberg, waar de Sgt I Ad Kool de werkcentrumchef was.
Het gebouw was een langwerpig stenen gebouw met haaks daarop een nog een klein gebouwtje, dat direct naast een hoge mast, type Eiffeltoren, was gebouwd.
De Zwaluwenberg was in die tijd nog een echt KL-onderdeel, met een Commandant, een HID, Aoo van Raay, een SMV met Sgt I Jonker, Administratie, een keuken met
Sgt I Alberts en Kpl I Epskamp en de MT met Sgt I Visser, een CADI-kantine en natuurlijk slaapgelegenheid, oa voor de dienstplichtige hofmeesters.
Dit alles ondergebracht in een tweetal met elkaar verbonden grotendeels groene houten gebouwen. De MT was ondergebracht in een drietal Romney-loodsen.
Ook was er ook kwekerij, waar de tuinman Gijs zorgde dat er altijd oranje bloemen waren als Prins Bernard op de locatie was. Gebruikelijk was dat op maandag.
Als je het terrein opkwam was er rechts een kleine woning waar de HID woonde en direct links naast de poort een villa, waar beneden de ruimtes waren voor de Marechaussee, zij deden toen nog de toegangscontrole,
want Zwaluwenberg maakte deel uit van de rotatie van de paleiswacht Soestdijk, samen met kasteel Drakensteijn.
Boven was de woning waar de wachtCdt van de Marechaussee, de Aoo Ferwerda met zijn gezin woonde, later Wmr I de Bruin met zijn gezin.
Omdat het personeel van de KLu-enclave op de Zwaluwenberg ook gebruik maakten van een aantal van de faciliteiten van de Zwaluwenberg, oa de CADI-kantine en de eetzaal, moesten we er ook inboeken en werden we ook een beetje een deel van Zwaluwenberg.
In die tijd was Prins Bernhard de Inspecteur Generaal Krijgsmacht ( IGK ) en Jhr C.C. van Lidth de Jeude was de chef-staf IGK.
Op een zeker moment kwam er ook vaandrig van de KLu op de Zwaluwenberg, t.w. Vdg Pieter van Vollenhoven
Ook kwam er een keer een Lt. Kol. van de KLu vragen of wij de haakse pijp-aansteker van de Prins konden repareren. Want wij waren technisch, dus gelukt.
De warme maaltijden waren voor iedereen hetzelfde, natuurlijk in de villa met wat extra´s. Zo zag ook prins Bernard wat er zoal gegeten werd en gebeurde het, bv Pasen, dat de Sgt I Alberts opdracht kreeg van Prins Bernhard om de stad in te gaan om een feestmaaltijd incl een wijntje te regelen.
99 LuVE Het personeel van de 99 LuVE onderhield de apparatuur van het straalzender station Hilversum, maar ook de apparatuur van het relaisstation Schoonhoven (19 LuVE). In een latere fase werd gekozen om op alle straalzenderstations vast personeel te plaatsen.
Op de Klu-enclave werkten ook oa Sgt I Lex Krijgsman en Sgt Nijemeisland.
De stations waar we in Hilversum een directe straalzenderverbinding mee hadden waren Austerlitz, Millingen, Schoonhoven, Schellinkhout en Voorschoten.
In 1965 was er een reorganisatie en werd de 115 LuVE opgericht, dat ondergebracht werd bij de CVV-Groep en waar de Kap. S. Dirven de scepter zwaaide met als rechterhand Tlt Ron Broekman.
De 99 LuVE werd Straalzender Verbinding Knooppunt Station Hilversum (SVKSHVS) en het zusterstation te Arnhem werd SVKSAH.
De 115 LuVE werd belast met het operationele- en logistieke onderhoud van het straalzender netwerk.
Op het straalzenderstation Hilversum kwam vanaf Kornwerderzand, cq Ried, Sgt I Marius Lablans, dit i.v m. o.a. een onenigheid betreffende declaraties.
In die tijd kregen we nog onze wedde aan het eind van de maand in een loonzakje. Marius had al een paar maanden zijn wedde niet geaccepteerd,
omdat de door hem ingevulde declaraties niet werden uitbetaald. Had te maken met plaatsing Leeuwarden en tewerkstelling in Ried, maar ook in Kornwerderzand.
Marius vond: Recht is recht. Maar uiteindelijk trek je toch aan het korste eind en wordt je overgeplaatst, zijn ze overal vanaf.
Enige tijd later kwam vanaf straalzender Voorschoten Sgt I Fred Trebels en van Straalzender Austerlitz kwam Sgt I Ton van de Maas en wat later Sgt I Frits Oortgijs.
Zij gingen allen tijdelijk meedraaien in de bezetting van het straalzender station
Hilversum, dit om wat meer kennis van het straalzendernet op te doen. Dit was noodzakelijk
omdat op de stations, niet zijnde een knooppunt station, aanzienlijk minder apparatuur
stond en zeker de nieuwere apparatuur was daar niet aanwezig. Er kwam een centrale werkplaats, die werd gevestigd in een bunker op de locatie
Wisseloord te Hilversum, waarvan de Sgt I Ad Kool WC-chef werd en op het Straalzenderstation
Knooppunt Station Hilversum (SVKSHVS) werd Sgt I Marius Lablans de chef.
In de achtertuin van het straalzenderstation werden voorbereidingen getroffen voor het bouwen van een nieuwe bunker.
Na enige tijd kwamen er op Zwaluwenberg een aantal containers te staan en werd er een bedrijfs-structuur opgezet zoals op andere onderdelen van de KLu.
Er kwam een Kantoor Werk Beheersing (KWB), een Bureau Bedrijfs Rationalisatie (BBR), een Bedrijfs Bureau (BB), waarvan bovengenoemde personen deel van uit gingen maken.
Ook kwam er een Kantoor Materieel Beheersing (KMB), met Aoo Jo Hermans, Kpl I Piet van Lichten en Sgt I Peter van de Haar (admin).
De apparatuur...
We werkten in eerste instantie met kanaalunits TF43 en TF44 en de radio DRG4.
Deze apparatuur werd vervangen door VZ12, BGM en de radio DRG6. Dit was voor het over grote deel nog apparatuur met buizen, met hier en daar een enkele germanium transistor.
Hierdoor verliepen de instellingen nogal. Op een gegeven moment kwam ik via een dumphandel in het bezit van een grote hoeveelheid NU-weerstanden (NU=Nominal Unit).
Dit waren weerstanden die een kleinere tolerantie en betere stabiliteit hadden dan de normale koolweerstanden die wij gebruikten. Hierdoor konden we apparatuur beter instellen en bleef het stabieler.
Als telex-overdragers hadden we de WT1D, hierin zat o.a. een relais dat de mark en space regelde. Een van de problemen was het afstellen van de ruimte tussen de relaiscontacten..
Omdat we bij de straalzender een hoge mast (Eiffeltoren model) hadden staan, werden daarin ook marifoonantennes geplaatst. Daarvoor hadden we een
Philips mobilofoon zend/ontvanger staan, die via een telefoonlijn werd aangestuurd.
De VZ12, BGM en DRG6 werden weer vervangen door V12 en V24, V120 en de radio FM120, alle van het merk Telefunken. Deze apparatuur was nagenoeg geheel getransistoriseerd.
Nu nog slechts een enkele buis, maar wel van een betere kwaliteit, veelal in een stalen behuizing.
Herrouteren van verbindingen ging op kanaalniveau, daarom was er voor elke verbinding een connector op een patch paneel aanwezig.
In een latere fase is er hier verandering in aangebracht, naar een idee van Sgt I Jan Bonnet en uitgewerkt door Sgt I Marius Lablans, waardoor ook op V12, cq V24
en BGM, cq V120 niveau kon worden geschakeld, wat de flexibiliteit van het straalzendernet ten goede kwam.
In de tussentijd werd ik nog enige tijd te werk gesteld op straalzender relaisstation Schellinkhout. Hier werkte de Sgt I Piet Pennekamp, die ook in Schellinkhout woonde.
In Schellinkhout stonden twee DRG4 radio´s voor verbinding met respectievelijk Den Helder, t.b.v. het Navigatiestation Noord (NSN) en één voor de verbinding met Kornwerderzand,
dat ook weer een relaisstation was naar Ried, t.b.v. Vliegbasis Leeuwarden en een DRG6 richting Hilversum.
Sgt I Piet Pennekamp moest voor een opzichterscursus naar de LETS en in die tijd mocht ik hem vervangen. Het was een ware belevenis. Een oude bunker van de luchtwaarneming,
zonder aansluiting op de waterleiding, gelegen in het buitendijkse land van het IJsselmeer.
Bij hoog water was het noodzaak om toch alles te houden, zeker gezien de apparatuur die anders ook in het water kwam te staan.
Voor een bak koffie moest ik dus water meenemen van thuis. Ook voor de sanitaire behoeften was er geen voorziening en moest dit dus op een andere manier worden opgelost. Dus even het
dorp in voor een grote boodschap.
Het was in de zomerperiode, dus een stuk fieldwire en een zwarte dienst-telefoon (slingermodel) en mijn zomer kon niet meer stuk.
Op maandag moest ik wel even naar Navigatie Station Noord (NSN), de radarpost, in
Den Helder om daar de lopende zaken met SMV e.d. af te handelen, want Straalzenderstation Schellinkhout viel administratief onder NSN.
Voorafgaand aan de tewerkstelling in Schellinkhout, was ik diverse malen op NSN geweest,
waar Sgt I Jan Schaaf de straalzender-chef was en in die tijd heb ik nog een aantal malen geholpen bij een leuk project (de Electronische hond).
Dit bestond uit een zender met een aantal antenne-tjes in de grond, gekoppeld met coax kabel, waarmee je een gebied kon bewaken. Degene die eraan werkte was SM Ruud de Vet.
Hij was de ontwikkelaar, maar hij had een groot deel ontwikkeld in diensttijd en dan is het dus van de KLu. Uiteindelijk deed de KLu er niets mee en verdween het in een la,
bij DMKLu. Daar zat wat later een dpl. vaandrig, die het heeft meegenomen, en toen hij bij Philips kwam te werken, heeft Philips dat op de markt gebracht.
Voor SM Ruud de Vet zakte de grond onder de voeten weg en was de frustratie groot.
Door een probleem met een leraar op de MULO, een leraar die zijn handen niet kon thuis houden, kon ik destijds deze helaas de MULO niet afmaken.
Nu was ik al weer enige tijd met mijn MULO opleiding bezig en in 1969 kwam ik in aanmerking om via een schakelopleiding een onderofficierscursus te gaan volgen,
aan de KKSL (Koniklijke Kader School Luchtmacht). Via de één jaar durende schakelopleiding, werden we, voor de
elementaire vakken, op (inmiddels) MAVO niveau gebracht. Aan het eind van deze schakel fase werden kpl I Ko Bouman en ik bij de commandant ontboden en kregen we te
horen, dat het eigenlijk jammer was dat we op dit niveau zaten en werd ons dringend aangeraden om een HAVO opleiding te gaan volgen.
Ko Bouman ging na de schakelopleiding de vakopleiding in voor Spec. Mat. en heeft inderdaad vervolgens de HAVO-opleiding gevolgd en heeft
uiteindelijk als officier GRO met de rang Lt. Kol. de dienst verlaten, maar door mijn verdere vakopleiding is er bij mij nooit wat van gekomen.
Iedereen uit die schakelopleiding, gingen vervolgens de vakopleiding in. Ik ging als enige de elec fase, zoals die genoemd werd, in. Dat betekende een half jaar extra met de
nadruk op natuur- en wiskunde, maar ook de andere vakken werden niet vergeten.
Na dit extra half jaar ging ook ik de vakopleiding in. Doordat de extra elec fase en de Spec Elec opleiding (de langste opleiding op de LETS) langer duurde dan het reguliere traject werd ik
uiteindelijk met terugwerkende kracht bevorderd tot sergeant en kreeg ook ik mijn diploma en overige attributen, waaronder een pennenset, als best geslaagde
van de opleiding, uit handen van de kolonel C.C. Wilhelm.
Zover ik weet ben ik de enige die via dit traject de Spec Elec opleiding zonder problemen heeft voltooid.
Tijdens de Elec fase werd ik op een gegeven moment bij de commandant Kaderschool, de Kol. R.W. Hemmes geroepen en daar was ook de Aoo van Basten, die
trainer was van de vliegervijfkamp ploeg, en kreeg ik de vraag of ik de vliegers van de vliegervijfkamp wilde trainen, voor het onderdeel schermen. Die
vraag kwam omdat ik al enige jaren KLu kampioen was op zowel op het wapen Floret als Degen.
Dat dit trainen aardig lukte kwam naar voren tijdens de internationale vliegervijfkamp wedstrijden, waar een van de vliegers eerste werd op het onderdeel schermen.
In afwachting van mijn opleiding in Lombardsijde, België werd ik tewerkgesteld op de vliegbasis Soesterberg, bij de afd. Radio Grond, bij Aoo Lookman en Gé Wassink, waar ik voor
het eerst met het vliegbedrijf in aanraking kwam.
1974 Opleiding in Lombardsijde, België en geplaatst op 3 GGW te Blomberg (Duitsland).
In het voorjaar van 1974 ging ik voor opleiding naar Lombardsijde en kon een woning in Nieuwpoort-Bad huren,
een plaats die zo in het voorjaar letterlijk met kranten is dichtgeplakt, vanwege de vele vakantie woningen.
Ik werd in Lombardsijde opgeleid voor de functiecode 256, dat hield in dat ik deel zou uitmaken
van de Direct Support Unit (DSU) van een HAWK-eenheid, een afdeling waar de radarunits op componentniveau
werden gerpareerd. Mijn specialisatie was CWAR, HIPR en LAUNCHER.
Na de opleiding werd ik geplaatst bij 3-GGW in Blomberg en werd voor 3 maanden OTT tijdelijk geplaatst bij het 324 Sqn te
Laatzen, een plaatsje net onder Hameln.
Hier kwam ik tot de conclusie dat een goede kennis van de samenhang van
het totale plaatje belangrijk was en was in die tijd dan ook vaak bij de andere monteurs met een andere specialisatie te vinden.
Vervolgens heb ik gevraagd om na die 3 mnd. OTT nog 3 mnd. op het 324 Sqn te mogen blijven.
Dit was mogelijk omdat de persoon die ik op de DSU moest
gaan vervangen (George Nijsen) nog moest wachten op de aanvang van zijn opleiding aan de Biesma HBS.
Dit langer blijven op het 324 Sqn. heeft in een latere fase veel voordeel gehad.
Samen met mijn collega's van het DSU repareerden we dus de units op component niveau.
In 1976 gingen we voor een Improved HAWK opleiding naar RedStone Arsenal in Huntsville,
Alabama (USA). Hier bleek al snel hoe goed en breed onze opleiding was. Regelmatig
stond een Nederlandse leerling voor de klas om de overige leerlingen uitleg te geven.
Slechts de Deense leerlingen hadden hetzelfde niveau als de Nederlandse.
De Amerikaanse instructeurs waren goed, maar heel gespecialiseerd, zodat we regelmatig
de kreet TAKE A BREAK hoorden, dan gingen zij het vragen en konden we weer
verder. De instructeurs waren dat vragen uit de klas duidelijk niet gewend en werden
daar vaak ook erg nerveus van.
Terug in Blomberg kregen we de nieuwe verbeterde apparatuur,
voor mij werd het nu het electronische deel van de
ICWAR, IHIPIR en ILAUNCHER.
De I stond voor Improved.
Op een zeker moment waren er problemen met een IHIPR op 324 Sqn, waarvan één van de de High Voltage Power Supplies (4 stuks) problemen opleverden.
Deze waren gevuld met Freon, dat gebruikt werd als isolatievloeistof, en daarbij ontstond steeds kortsluiting in de unit, waarschijnlijk t.g.v. verontreiniging.
Op dat moment waren er daarvoor geen reserve onderdelen meer op de diverse GGW locaties, inclusief GTMGW te Hesepe.
Er was een alternatief, n.l. de Bom, zoals dat werd genoemd. Een High Voltage Power Supply uit de Basic versie van de Hawk, waarvan er toevallig nog één binnen de KLu en toevallig op 3GGW aanwezig was,
een verschrikkelijk zwaar ding, die ook alleen maar kon worden geplaatst m.b.v. de loader. Dat was echter nog nooit door iemand van het 324 Sqn gedaan.
Doordat ik als DSU-monteur, tijdens oefeningen ook chauffeur was van een combinatie van Testshop 3 met daarachter een materieelcontainer voor werkzaamheden van mijn specialisatie,
wist ik dat die bom daar nog aanwezig was compleet met alle bijbehorende afwijkende koelslangen.
Dat we tot deze, beetje vreemde, oplossing kwamen, kwam omdat er op de andere squadrons ook wat problemen waren.
Tijdens mijn opleiding in België had ik al eens met de bom gewerkt en dus bleef ik op het Squadron achter om de Power Supplies te vervangen door de Bom.
Sgt I Jan van Vught ging bij mij thuis langs om te vertellen dat ik de nacht bleef doorwerken. Nou dat heb ik geweten,
want bij het eerst volgende feestje bij ons thuis vertelde mijn zoon, toen 7 jaar, heel trots: Als mijn vader moet overwerken komt er een andere man.
We hebben het nog jaren moeten horen.
Tijdens een oefening (Move) kregen we een demonstratie van een M-55,
dit is vierling .50 Browning luchtafweergeschut, zoals op het plaatje.
Deze had een effectieve reikwijdte op luchtdoelen van ca 1000 meter.
Doordat er met vier mitrailleurs tegelijk werd geschoten op hetzelfde doel, was dit
een zeer geducht verdedigingsmiddel met een enorme vuurkracht. Oud, maar een door met name
heli-vliegers gevreesd wapen in het nabij gevecht.
De schutter zat in een soort kuipstoeltje tussen de 4 mitrailleurs en kreeg zijn
vuur commando's via een veldtelefoon met koptelefoon, direct gekoppeld aan fieldwire.
Dit betekende dat de schutter, als hij een rondje had gedraaid, hij terug moest
draaien omdat hij zich anders vastdraaide in die fieldwire. Ik vond dit een vreemde
en onlogische werkwijze.
Na de oefening ben ik eens geen kijken hoe dat te veranderen en al snel had ik
een tekening.
Vervolgens dit laten zien bij het Hoofd Bedrijfs Rationalisatie (HBBR) en bij het Hoofd Grond Operaties (H-GRO), die beide erg
enthousiast waren en vervolgens bij DMKLu gevraagd om een 4-ling .50 als proef te mogen modificeren.
Het duurde even, want wat moest een electronica man nou met een wapen.
Uiteindelijk kreeg ik toch daarvoor de toestemming. Samen met de mensen van de metaalbewerking van 3 GGW, t.w. Aoo. Piet Visser en Sgt I Jaap Ridderbos
hebben we toen een proefmodificatie uitgevoerd. Een centrale geïsoleerde verende-as
in het draaiende bovendeel, rustend in een geïsoleerde kom in het vaste chassisdeel
en het standaard lagervet vervangen door Molybdeen vet. We hadden nu twee geleiders,
één via de geïsoleerde verende as en kom en de andere via het
chassis en lagers. Het werkte perfekt. Na wat testen was men bij het Bureau Grond
Operaties enorm enthousiast en is er direct een aanvraag tot modificatie ingediend,
wat uiteindelijk resulteerde in een KLuMO, zodat alle vierling M-55 van de KLu
in een roulatie systeem naar 3GGW werden gestuurd en daar werden gemodificeerd.
In een latere fase werd de M55 bij de KLu op een trailer-platform geplaatst, zoals op het plaatje.
vierling M-55 op trailer.
De M-55 was ook in gebruik bij de KL, maar omdat het een KLuMO betrof werden alléén de M-55´s
van de KLu op 3GGW gemodificeerd en is dus direct te zien of het een M-55 van de KL of KLu betreft, die van de KLu heeft aan de zijkant aansluitpunten voor de fieldwire.
Zo staat er in het Militair Museum in Soesterberg een ongemodificeerde, dus M-55 van de KL.
Bij de modificatie van de standaard HAWK tot Improved HAWK werden er een aantal
units in de radar geplaatst, die naar later bleek erg onderhoudsgevoelig waren,
om zo maar te zeggen.
Al snel bleken, binnen mijn sectie, de problemen te zitten in Tracker 1 en Tracker
2, beide units van de IHIPIR. In eerste instantie bleek een bepaalde kaart, de units
waren modulair opgebouwd, veelvuldig defect te raken. Hierdoor werd al snel de matrieelvoorraad
uitgeput en toen bleek dat de Duitsers een hogere prio stelling hanteerden dan de
KLu en wij daardoor niet bevoorraad werden, ben ik mij daar wat meer in gaan verdiepen.
Al snel kwam ik er achter dat er een ontwerpfout in een van de printen zat. Deze fout is direct gemeld,
maar er werd in NATO verband heel lang niets mee gedaan. In een IC (in een soort
transistor behuizing) zaten 2 zogenaamde poorten, waarvan er slechts 1 gebruikt
werd. Doordat bij de andere poort de ingang gewoon open hing, ging het IC steeds defect, reparatiekosten
ca. $ 1750. Ik had een oplossing voor het probleem en heb toen van DMKLu
toestemming gekregen om een modificatie uit te voeren. Een transistor en 3 weerstanden
en het geheel op een een
spacer
voor zo'n IC en dat ingieten in rubber.
Het was een simpele modificatie, oude IC eruit solderen en de vervanger erin. Alle betreffende units zijn, als de betreffende kaart op
een of andere reden defect was, voorzien van deze modificatie. Zijn nooit meer stuk gegaan.
Een ander probleem bij een aantal
kaarten van deze units waren de potentiometers. Deze gingen ook
veelvuldig defect. Voor reparatie gingen de printen naar het NATO reparatiedepot
in Capellen (Luxemburg). Toen ook hier problemen en zelfs een Non-Ops situatie dreigde,
heb ik van DMKLu toestemming gekregen om te bekijken of we dat konden oplossen. Zo een Non-Ops kon ontstaan doordat de diverse landen
verschillende prio-stellingen hanteerden.
De fa. Schüricht in Hannover kon mij de potentiometers met mil-specs leveren.
Dus in de jeep gestapt en naar Hannover gereden. Al snel hadden we op de DSU een
hele voorraad potentiometers in diverse waarden. Doordat we nu bij een defect de
units meestal direct zelf konden repareren, hebben nagenoeg geen problemen meer
gehad met het op voorraad hebben van deze units.
In de test shops zaten een aantal Power-Supplies (PS), die ook modulair waren opgebouwd en die de test-shops van de benodigde spanningen moesten voorzien. Als het PS defect
was kon men op een modulaire print een blokje vervangen. Ook van deze blokjes was een enorm verbruik, zodanig dat we op een gegeven moment slechts 2 van de 6 consoles operationeel
hadden. Als we een andere test-shop moesten gebruiken, elke test-shop had zijn eigen specifieke test mogelijkheden, moesten we de power-supplies uit een andere testshop
halen. Legaal kanibaliseren!!
Het bleek dat de productielijn van de betreffende blokjes bij de fabriek was stilgelegd en doordat de Duitsers, zoals al eerder genoemd, een hogere priostelling hanteerden
werden wij niet bevoorraad en kon het dus wel enige tijd duren voordat we weer voorraad kregen. Dit zou dus betekenen dat de kans bestond dat 3GGW en 5GGW non-ops konden
gaan, een situatie die natuurlijk niet mocht gebeuren.
Van DMKLu heb ik toen toestemming gekregen om een oplossing te zoeken. Ik heb vervolgens contact gezocht met Thomson-CSF in Parijs en kreeg uiteindelijk blauwdrukken van
de betreffende modules. Hierdoor kon ik nu een vervangend ontwerp maken en werd er door DMKLu een budget beschikbaar gesteld voor een proef.
Ik had toen net tijdens een oefening een vervelend dienstongeval gehad (opdonder van de 416 VAC), waardoor ik enige tijd niet op de kazerne kon werken en veel thuis was.
Ik heb in die periode 2 dubbelzijdige printen ontworpen en in eigen beheer gemaakt. De twee printen werden met draadjes met elkaar
verbonden en met afstandsbussen t.o.v. elkaar gefixeerd.
De printtekeningen,
alsmede een print om de modules te kunnen testen, werden gemaakt met Mecanorma plaksymbolen, die waren echter 4 x zo groot als wat ik nodig had,
dus moest er na het ontwerpen een fotografische verkleining worden gemaakt, om een print langs fotografische weg te kunnen maken.
De tekeningen zoals nu weergegeven zijn ongeveer op ware grote.
De brede baan aan de linkerzijde was om de connector aan de onderzijde te kunnen vernikkelen en daarna te kunnen vergulden, m.b.v. Rodium.
Hoewel de ontwerpen een beetje zijn beschadigd, doordat de lijm is verdroogd, valt de staat me na ca 45 jaar nog mee.
Toen de test met het prototype was geslaagd, kregen we van DMKLu een budget om een aantal printen, incl. spares, te produceren.
Met de printontwerpen ben ik naar DELM gegaan en heb daar met de Hr. Jeukes van de afd. Galvano de printen gemaakt. De onderdelen, met Mil-specs, werden weer geleverd
door de fa. Schüricht in Hannover. Een aantal specifieke onderdelen, die niet in de regulaire handel verkrijgbaar waren, bestelde ik rechtstreeks bij Thomson-CSF
in Parijs, die in eerste instantie, ondanks eerdere afspraken, niet wilden leveren, maar uiteindelijk werden de onderdelen via een firma in Eindhoven geleverd.
Toen alle componenten en printen binnen waren kon ik de printen van componenten voorzien en testen. Wat bleek; de zelf geproduceerde printen hadden een lagere ruis-component
dan de originele.
Ook hier hebben we, op een enkele transistor die kapot ging na, nooit problemen gehad, mede omdat de componenten op de eigen gemaakte printen een betere koeling
kregen dan die in de ingegoten blokjes. En als er wat defect raakte konden we het in eigen beheer repareren.
Toen na enige tijd de productielijn weer draaide zijn we wel weer de originele printen met modules gaan gebruiken, dit om geen scheef beeld te creëren.
Maar de eigenbouw printen werden wel regelmatig gebruikt, bv. als er een unit gevoelig was voor ruis.
Bij de terugkeer uit de USA had ik allerlei materiaal meegenomen om een computer te kunnen bouwen. Die kwamen in de USA net op de markt, o.a. de Altair.
In Europa was er nog niets. Samen met collega SgtI Frans van het Veldt zijn we samen een computer gaan bouwen. Hiervoor moesten ook een aantal printen worden gemaakt.
Met de kennis opgedaan op het DELM leek het ons goed om zelf een apparaat te bouwen waarmee je printen zelf konden maken.
Op 3GGW was een Electronica Hobby Club waar de militairen zelf wat konden testen, cq hobbyen.
Samen met SgtI Maarten (Martin) Kabbendijk, SgtI Wolter Lemstra en SgtI Frans van het Veldt vormden we met z´n vieren een groepje en runden we de Hobbyclub. Hier konden we zelf dus ook aan zo´n apparaat werken.
We hebben bij de metaalbewerking een kast gemaakt en de spuiterij heeft die in een prachtige kleur gespoten en die kast hebben we voorzien van een aantal kleine UV TL-balken waarmee we dubbelzijdige printen,
d.m.v. een enveloppe-systeem aan beide zijden in één keer konden belichten, vervolgens ontwikkelen, etsen en boren en de kale print was gereed.
Wederom ging er wat kapot in de testshops. Dit keer was het de counter waar geen onderdelen of spare-parts voor waren te krijgen. Nu kwam de zelfgebouwde belichtingskast goed van pas.
Frans van het Veldt nam dit voor zijn rekening. Het onderhoud van de testbanken zat o.a. in zijn functieomschrijving.
Een andere unit waar veel problemen mee waren was de communicatie unit of COMO-unit. Ook hier weer betrof het een modulair systeem. De COMO-units zaten in alle zelfstandige
apparatuur, zoals radars, Ilaunchers, IBCC, IPCP, e.d.. Hiermee kon het personeel bij die apparatuur met elkaar communiceren.
Ook hier waren weer problemen met de levering van de modules die in de COMO-unit werden gebruikt. Op een gegeven moment kwam ik er achter dat een aantal modules
weer functioneerden als je er in kneep. Mijn vermoeden was, slechte soldeerverbindingen.
Omdat de blokjes verbruiks-materiaal waren, kon ik hier makkelijk mee testen. Ik heb toen een aantal blokjes opengesneden, na ze warm te hebben gemaakt, zodat het
ingiet materiaal zacht werd en je het kon wegsnijden.
Het bleek inderdaad dat tijdens de productie van de modules er een aantal koude lassen waren ontstaan. De modules bleken, net als mijn hiervoor genoemde ontwerp,
uit 2 printen te bestaan, verbonden met draadjes en vervolgens ingegoten. Door alle soldeerverbindingen opnieuw te solderen, kon ca. 80 % van de modules worden gerepareerd.
In een latere fase bleek dat we het ingiet materiaal zacht konden maken door de blokjes in Tolueen te weken en vervolgens het materiaal konden wegkrabben.
Bovenstaande manier was niet mogelijk bij de PS modules, omdat deze middels veercontacten op de hoofdprint werden gemonteerd en de modules van de COMO-unit waren steekmodules.
Bovendien waren de blokjes van PS modules meestal echt defect en waren het geen slechte soldeerverbindingen.
Door onze opleidingen in Lombardsijde, België en op RedStone Arsenal in Huntsville, Alabama , USA en door de diverse Tacevals waren er goede contacten met de Belgische en
de Amerikaanse HAWK eenheden in Duitsland.
Toen de Amerikaanse eenheden een PIP systeem kregen, dit was weer een modificatie van het Improved HAWK, hebben wij op 3 GGW diverse units, die bij de Amerikaanse
eenheden werden verschroot en die bij de KLu een materieelcode 2 hadden, bij hun kunnen regelen, om het zomaar te zeggen.
Ze wilden er natuurlijk wel wat voor terug hebben, iets wat wij toen ook weer hebben moeten regelen. Er is z.g.n. heel lang naar een verdwenen boogtent gezocht. Hadden ze zelf al eens proberen te bestellen, maar had een Nederlands Nato Stock Number.
Een belangrijke bijdrage in deze verwerving hadden Sgt I Wolter Lemstra en Sgt I Ben Gielen.
Units die we o.a. hebben kunnen regelen waren:
Magnetron Assembly voor de ICWAR.
Als er een magnetron moest worden vervangen moest die in de test-shop op een Magnetron Assembly worden gemonteerd en voor de
betreffende
ICWAR frequentie worden afgeregeld. Het golfpijpsysteem moest op de gebruikte frequentie door middel van shims worden aangepast.
Dus als dit 's nacht of in het weekend gebeurde moest de monteur van dienst daarvoor van huis komen.
Die afregeling was voor elk squadron verschillend en men kon niet elke magnetron voor een squadron gebruiken. Dit had
te maken met de andere
frequenties op het squadron.
Met de voorraad Magnetron Assemblies die we nu hadden, konden we nu voor elk squadron een eigen Assy op de plank hebben
liggen. Hierdoor was dus
de uitvaltijd van de ICWAR veel korter, zelfs in de daguren en het kwam de operationele status van het squadron ten goede
en dus van het onderdeel.
Triple IF's voor de IHIPR..
Reparatiekosten ca $ 70.000
en nog veel andere units..
Deze en andere units hadden we nu dus gewoon op de plank liggen en was dus niet via de materieelkanalen verantwoord, dus ………...ZWARTE VOORRAAD.
En dat was alleen bekend bij de mensen van de DSU 3GGW.
Toen DMKLu daar na enige tijd achter kwam, waren de rapen gaar en moesten we ons bij de commandant verantwoorden.
Maar al snel zag men er ook de voordelen van in, met name de invloed die het had op de operationele status van de squadrons, en mocht het materiaal op
3 GGW blijven. Wel moest het materiaal worden opgeboekt en als 3 GGW gePIP'ed zou worden, moest het materiaal naar 5 GGW. Dat was voor ons natuurlijk geen probleem.
Wat we zo op de plank hadden liggen vertegenwoordigde een waarde van vele honderdduizenden guldens.
Dat er zoveel kon op de DSU-3GGW kwam waarschijnlijk ook door de geweldige sfeer die er op de DSU heerste, met een chef Aoo. Piet van de Mark,
waarbij heel veel kon, maar die er wel bovenop zat en dan regelmatig de kreet BADMUTS of KRUIKEDUIKER gebruikte als je iets fout deed.
Ook konden we, mede door hem, de DSU werkplaats, in eigen beheer, omtoveren in een stukje Gallië, met de artistieke inbreng van Sgt I Frans Waarts (op de ladder).
Ook op de foto links Sgt I Ben Gielen en rechts SM Peter van Zanten † .
Lokaties van de 3GGW squadrons:
GLK in Blomberg
51.930488 9.094717
324 Sqn. in Laatzen
52.030585 9.297257
326 Sqn. in Velmerstot 51.838459
8.954435
327 Sqn. in Schwelentrup
327 Sqn. in Goldbeck
52.118330 9.175846
328 Sqn. in Schwalenberg 51.894246 9.226344
Bovenstaand zijn locaties op de voormalige siteweg, net voor de poort.
1982 Terug naar Nederland en geplaatst bij LVMG (WC-ASCON). ( ASCON = Automatic Switched Communication Network )
Bij mijn terugkeer naar Nederland in 1982 werd ik geplaatst bij LVMG en te werkgesteld bij het werkcentrum ASCON op de Zwaluwenberg. Doordat er in die tijd steeds meer problemen waren met
anti-militairistische organisaties, zoals RaRa en Rooie Marianne, moesten de ASCON-locaties worden voorzien van beveiliging.
Hiervoor werd een systeem van Philips aangeschaft, dat natuurlijk door DELM werd geïnstalleerd en
waarvoor enkele monteurs een korte technische opleiding kregen, waaronder ikzelf.
Toen deze installaties waren geïnstalleerd kwamen we er al snel achter dat het fijn zou zijn als we die installaties ook op afstand
konden resetten e.d.. Ook hiervoor heb ik toen een aantal ontwerpen gemaakt.
Tijdens mijn IHawk-opleiding in Alabama had ik al computer IC's aangeschaft en heb die toen meegenomen naar Duitsland, zoals hierboven reeds was vermeld.
In Nederland en Duitsland was er op dat gebied nog niets. In Blomberg heb ik toen samen met een collega printen gemaakt en de software (operating system) ervoor geschreven.
Zodat we daar de eerste Personal Computers PC's) hadden.
Eerst in machine taal en later met een Assembler en nog later Forth en CP/M. Ook met OS2 heb ik in die tijd nog gestoeid. Toen ik in 1982 terug ging naar Nederland had ik dus al 4 à 5 jaar
ervaring met computers.
Enige tijd nadat ik bij WC-ASCON was geplaatst, werd er bij Defensie een PC-prive project gestart. Sgt I Bart de Jong en ik, Sgt I Arie Jan Petrus, hadden beiden
een Olivetti M-240 met printer aangeschaft, waarop wij, meerdere monteurs van het WC-ASCON, werkprocedures voor ASCON hebben
ontwikkeld. Hierdoor waren er voor het eerst goed werkzame procedures, omdat de werkwijze voor iedere monteur nu hetzelfde was. Dit zorgde voor een beter en stabieler ASCON.
Ochtrup interface, tbv ASCON <--> Bundespost
Toen in 1988 12 GGW (Hesepe) werd opgeheven, ontstonden er problemen v.w.b. de verbindingen tussen 3 GGW en 5 GGW met Nederland en omgekeerd, omdat 12 GGW het relaisstation was tussen
de GGW's en ASCON.
Alle telefoongesprekken tussen de beide GGW's en een Nederlands onderdeel en omgekeerd gingen, na het opheffen van 12 GGW, via internationale verbindingen, wat natuurlijk een
enorme kostenpost was.
Op HKKLu was men daar natuurlijk mee bezig en op een gegeven moment kwam men op Zwaluwenberg bij Bureau Verbindingen praten over een eventuele herkoppeling van
de GGW's met ASCON. Of dat op een of andere manier mogelijk zou zijn. DMKLu had het natuurlijk al bekeken en geconstateerd dat het met de bestaande interfacekaarten
niet mogelijk was.
Kapt. Jan Visser, hoofd Bedrijfsbureau, was hierbij aanwezig en die wist als voormalige werkcentrumchef van WC-ASCON wat ik allemaal had gedaan en die heeft mij erbij gehaald.
Het was duidelijk, met bestaande apparatuur was koppelen met ASCON niet mogelijk.
Op dat moment wist ik dat natuurlijk ook niet of dat überhaupt mogelijk was, maar gaf aan de mogelijkheden te willen onderzoeken.
In de weken die daarop volgden heb ik, samen met Sgt I Bart de Jong, contact gehad met mensen van de Bundespost, betreffende de signalering die bij de Bundespost werd
gebruikt. Toen we die gegevens hadden, hebben we eerst protocol tekeningen gemaakt van de signalen die de Bundespost gebruikte en die wij bij ASCON gebruikten. Aan
de hand van die protocollen heb ik een schakeling ontworpen en een ontwerp gemaakt voor een print.
Na het maken van een testprint, konden we deze in Ochtrup (DLD), waar een ASCON locatie t.b.v. de NATO was, testen met de lokale Bundespost.
Na een kleine aanpassing op de print, die ik ter plaatse kon doen, functioneerde de testverbinding.
Hierna werd er door DMKLU een budget beschikbaar gesteld voor een aantal printen. Er moest een kastje (19¨ rack) met power-supply en 16 interfaceprinten worden gefabriceerd, voor
12 lijnen en 4 reserve printen. De printen zouden door DELM worden gemaakt.
Edoch, de galvanische afdeling van DELM stond met een print demonstratie op de FIRATO, die in de RAI in Amsterdam werd gehouden. Ik zelf kon niet, moest op dat moment
deelnemen aan een Nederlands Kampioenschap schermen. Dus is collega Sgt I Bart de Jong naar de FIRATO gegaan en heeft daar op de FIRATO met de Hr. Jeukes de printen
gemaakt.
De printen zouden waarschijnlijk voor een periode van 3 maanden noodzakelijk zijn, omdat Telefunken voor de KL een print aan het ontwikkelen was,
die de KLu dan ook
zou kunnen aanschaffen. Die kaarten zijn er echter nooit gekomen.
Van die 16 printen is er 1 defect geraakt, tijdens een blikseminslag, waarbij ook veel andere items defect raakten. Die print is vervangen en vervolgens gerepareerd.
De interface heeft tot het einde van GGW's in Duitsland gefunctioneerd en in plaats van 3 maanden werd het dus enige jaren.
Door collega's werd het de
Ariekanarie-interface genoemd.
Configuratietekeningen ASCON.
Bij kantoor-ASCON was er op enig moment behoefte aan een tekenpakket om de configuratietekeningen
van ASCON te kunnen maken en aanpassen. Ik zelf gebruikte privé een eenvoudige
versie van het softwarepakket ORCAD, eigenlijk een pakket om schakelingen en printen
te ontwerpen en waar ook de bovengenoemde interfaces mee waren getekend, maar waar
ook prima de configuratietekeningen voor ASCON mee konden worden gemaakt. Ik heb
dit pakket toen aanbevolen bij Kantoor-ASCON en laten zien wat de mogelijkheden waren.
Kantoor-ASCON heeft toen een uitgebreidere versie aangeschaft.
Ik heb toen meegeholpen om de boel op te zetten. Sgt Vincent Volmer van het WC-ASCON
heeft vervolgens alle configuratietekeningen van ASCON getekend.
Problemen ASCON verbinding HKKLu.
In een eerdere fase had men op HKKLu het idee dat er informatie, om zo maar te zeggen,
op straat lag. Nu bleek dat in het straalpad, vanaf het PMC Utrecht (hier ligt nu de parkeerplaats van de Jaarbeurs) naar HKKLu in Den Haag, dit was
één van de verbindingen waarmee HKKLu was afgesteund, een Oost-Duitse handelsdelegatie
lag. Reden om link zo snel mogelijk buiten werking te stellen. Er werd een directe
kabel aangelegd tussen HKKLu op de Binckhorsthof en de Frederikkazerne waar een
ASCON site t.b.v. de KL was. HKKLu was nu alleen via deze kabel met ASCON verbonden
en als de KL-site zou uitvallen (KL-sites waren in tegenstelling tot KLu sites
maar met één ASCON Node verbonden) zat HKKLu zonder verbindingen.
Natuurlijk een onwenselijke situatie, maar het was even niet anders. Natuurlijk
werd de prioriteit van de KL-site daardoor wel verhoogd.
Inmiddels waren er rond Den Haag een aantal glasvezel verbindingen aangelegd ten
behoeve van het toekomstige NAFIN.
In deze glasvezelbundel waren een aantal paren vrij en men kwam op het idee om die
te gebruiken voor een verbinding voor HKKLu. Door de aderparen op een aantal locaties door te koppelen kon men
een directe glasvezel verbinding realiseren tussen HKKLu en de bunker in Oegstgeest, waar zowel ASCON als NAFIN verbindingen lagen.
Door DMKLu werd gevraagd te onderzoeken of het mogelijk was om deze aders
te gebruiken t.b.v ASCON. Probleem was dat de apparatuur die voor NAFIN gebruikt
werd niet kon werken met ASCON, omdat de uit de ASCON-apparatuur afkomstige signalen
waren gebaseerd op een Amerikaans signaal protocollen T2 en T1.
Dat het niet direct kon werken wisten we, omdat we als ASCON-monteurs ook het onderhoud deden voor de glasvezel-apparatuur van pre-NAFIN.
Ik heb toen AT&T in Huizen opgezocht met de vraag of zij apparatuur hadden die
met T1 signalen overweg kon. Zij hebben in de USA info opgevraagd over de glasvezelapparatuur,
dat overweg kon met het T1 protocol. Dit bleek geen probleem, want het was wel een
oud protocol, maar een standaard die nog steeds veel werd gebruikt in de USA.
Benodigde apparatuur uitgezocht en doorgestuurd naar Bert Kool van DMKLu (dit was
voor ASCON de directe contactpersoon bij DMKLu), deze heeft een offerte aangevraagd,
die direct door DMKLu werd geaccepteerd, zodat na levering al snel een glasvezel
verbinding t.b.v. ASCON kon worden gerealiseerd tussen HKKLu en Oegstgeest.
HKKLu was dus nu afgesteund met ASCON straalzenderverbinding, via de directe kabel
naar KL-site op de Frederikkazerne en een glasvezelverbinding naar Oegstgeest, dus
weer net als alle andere KLu-sites op twee Nodes afgesteund.
Natuurlijk moest er voor deze AT&T apparatuur wel weer even een cursus worden samengesteld en doordat ik dit hele traject eigenlijk had bewandeld,
zelfs de installatie op HKKLu en Oegstgeest, met de buitendienst van Delm, werd dit ook één van mijn taken.
Ondersteuning DELM.
In die periode werd op het DELM één van de ASCON monteurs ernstig
ziek en werd er door de chef WC-Grondradio assistentie gevraagd vanuit het WC-ASCON.
Ik ben daar enige weken geweest en kwam daar voor de 1e maal in een conflict met
de chef WC-Grondradio.
Ik had als enige van de ASCON monteurs ervaring op 3e lijns onderhoud niveau (reparatie
op component niveau), door mijn werkzaamheden op de DSU (Direct Support Unit) van 3GGW.
Om een test voor een bepaalde unit uit te voeren moest soms een setup van de testbank gedaan worden
van zo'n 2 uur tot 3 uur. Als er dus meerdere units van hetzelfde type lagen, testte
ik die achter elkaar, beginnend die met de hoogste prioriteit, mede ook doordat ik het verbruik van de units
bij het WC-ASCON kende. In de periode dat ik daar werkzaam was, won ik hiermee echter enige dagen aan werklast en was de opgelopen achterstand snel weggewerkt.
Maar toen kwam het probleem, dit kon niet, want dit beïnvloedde de doorlooptijd.
? ? ? ? ?
Dit was dus het verschil tussen een operationele manier van denken en een logistieke.
ASCON AH remote.
Omdat de bezuinigingen ook Defensie niet ongemoeid lieten, werd er gezocht naar
inkrimping van de personeelsbezetting. Hierdoor kon het gebeuren er in dat op een
gegeven moment er in Arnhem, door ziekte en FLO, te weinig personeel aanwezig was,
en omdat om de week de controle functie van het ASCON moest worden gewisseld tussen
Hilversum en Arnhem ontstond hier dus een probleem. Men dacht een oplossing te hebben
gevonden: Het personeel mee laten verhuizen met de controlefunctie. Dit bleek echter
geen fijne oplossing.
Er werd vanuit Den Haag naar een andere mogelijkheid gevraagd. Of het mogelijk was
Arnhem op afstand te bedienen. Doordat dit natuurlijk een heel andere benadering
was, heeft dat wel wat hoofdbrekens gekost. Ik heb toen met behulp van enkele multiplexers
van het merk ASIM, een paar omgebouwde ASCON controle modules en aanpassingen in
het MOORE systeem, een remote-systeem gerealiseerd, waarbij de controlefunctie van
ASCON kon worden uitgevoerd vanuit de locatie Arnhem, terwijl het personeel zich
in Hilversum (Zwaluwenberg) bevond. Dus eigenlijk alles wat men normaal gesproken,
bij controle vanuit Arnhem, in Arnhem deed, kon men nu in op afstand in Hilversum
doen, natuurlijk alleen v.w.b. ASCON. Het enige wat niet mogelijk was, was het wisselen van de tape.
Geplaatst bij WC-CRYPTO. 01-11-1990
Uitzwaai-certificaat
In verband met de bevordering was ik inmiddels als SM geplaatst bij WC-Crypto
te Hilversum. Daar moesten natuurlijk wel de nodige cursussen voor de Crypto apparatuur worden gevolgd.
Tussendoor heb ik daar samen met Sgt Ronald van Vliet een aantal interfaces ontwikkeld
om o.a. de 60 mA lijnstroom voor telexen te realiseren.
Wat later kwam er een nieuw type telex en Aroflex binnen, t.w. het low power type,
met bovendien negatieve logica. Omdat deze niet gekoppeld konden worden aan de bestaande
Crypto apparatuur en er hiervoor ook geen bestaande interfaces waren, hebben we in
eigen beheer interfaces ontworpen en gemaakt. Natuurlijk na toestemming en het beschikbaar
stellen van een budget door DMKLu.
LAYO 1.
Privé gebruikte ik inmiddels het softwarepakket LAYO-1, waarmee schema's konden worden getekend, printen
konden worden ontworpen en waarmee die printtekeningen met een gewone printer met
een goed bruikbare kwaliteit konden worden afgedrukt op kalkpapier. Hierdoor verviel
dus de tot dan noodzakelijke fotografische bewerking.
Ik heb toen aan de chef WC-Crypto, Aoo. Hans van de Knaap, toestemming gevraagd
om contact op te mogen nemen met het bedrijf, dat LAYO-1 op de markt bracht, genaamd
Baas Electronics. Zij hadden een proefpakket en dat kostte fl. 79,-. Voor zo'n
proefpakket was bij ons geen direct budget. Ik vertelde dat ik van de KLu was en
legde het probleem uit. Ik werd vervolgens doorverbonden met de heer Baas zelf.
Het bleek dat dit een oud KLu-er was en werkzaam was geweest op LETS en hij was bekend
met zo'n financieel probleem en vond het leuk dat hij, ons van de KLu, kon helpen.
Hij stelde een compleet pakket met alle mogelijkheden voor onbepaalde tijd aan ons
beschikbaar, zonder verdere voorwaarden.
Dezelfde week kon ik beginnen met het ontwerpen van de printen voor de interfaces.
Er moesten veel printen worden geproduceerd, want elk low-power apparaat had zo'n
interface nodig. De printen werden natuurlijk weer door DELM geproduceerd en na
ontvangst van de printen konden wij de componenten er weer op plaatsen.
De interfaces werden vervolgens ondergebracht in een aluminium behuizing die verzegeld
werd.
Inmiddels was er ook een werkgroep LOTEX (Local Text Exchange) opgezet. Ook zij
toonden interesse voor deze interface, omdat zij met hetzelfde probleem werden geconfronteerd.
Door LOTEX konden eindgebruikers zelf hun bericht opstellen en zo aanbieden aan
het verbindingscentrum en hoefde dit niet meer via een berichtenformulier, wat met
name de doorloopsnelheid van een bericht vergrootte en de werkdruk bij het verbindingscentrum
verlaagde.
Diverse schakelingen/printen tbv LOTEX zijn door mij in die tijd ontworpen, ook doordat in die fase elektronische telexen en Aroflexen werden uitgebracht.
Hieronder een aantal voorbeelden daarvan.