De sabotageakties tegen de produktie van zwaarwater in Vemork, Rjukan, Noorwegen.
- In maart 1942, werd een enkele parachutist (Sgt. Einar Skinnerland) in het
kader van operation GROUSE gedropped.
- Op 19 oktober 1942 werden in het kader van operation GROUSE nog 4 Noorse
paracutisten in het Sognedal, ten westen van Rjukan, gedropped,
t.w.:
2e Ltn. Jens Anton Poulsson (commandant).
Sgt. Arne Kjelstrup (plv commandant).
2e Ltn. Knut Haugland (radioman).
Sgt. Claus Helberg.
Zij moesten komende acties voorbereiden en kontakt houden met Londen betreffende
de produkie van Zwaarwater.
- Op 19 november werd een aanval uitgevoerd door de Engelse 1e Airborn Divisie,
bestaande uit 34 manschappen, die speciaal voor deze missie waren getraind.
Zij werden met 2 zweefvliegtuigen van uit Engeland aangevoerd. Een van de slepende
toestellen stortte neer in de bergen, het getrokken zweeftoestel met zich meeslepend.
Het andere zeeftoestel verongelukte bij de landing.
De meeste leden van de expeditie kwamen hierbij om en de overlevenden van de crash
werden door de Duitsers doodgeschoten.
Ondanks deze tegenslagen was de groep GROUSE nog steeds in takt, maar hun
codenaam werd nu gewijzigd in SWALLOW.
Zij trokken zich terug in het hart van Hardanger-plateau, waar zij de winter moesten
overleven.
- Op 16 februari 1943 werd een nieuwe groep GUNNERSIDE op het Hardanger-plateau gedropped.
Zij landden, in een sneeuwstorm, 45 km van de beoogde positie en het duurde meerdere
dagen voordat zij kontakt konden maken de vier man van de Groep SWALLOW.
2e Ltn. Joakim Ronneberg (commandant).
2e Ltn. Knut Haukelid (plv. commandant).
Sgt. Fredrik Kayser.
Sgt. Birger Stromsheim.
2e Ltn. Kasper Idland.
Sgt. Hans Storhaug.
Op de avond van 27 februari 1943 kon de sabotageploeg onder dekking van de beveiligingsploeg
explosieven aanbrengen en werd een deel van de voorraad zwaarwater opgeblazen.
Zij konden zich veilig terugtrekken op het Hardanger-plateau, waar de groep zich
opsplitste. Een deel kon veilig het neutrale Zweden bereiken en de andere groep
bleef op het Hardanger-plateau, vanwaar ze regelmatig kontakt hadden met Londen.
- Op 16 november 1943 voerden de Amerikanen een aanval op de inmiddels herbouwde
fabriek in Vemork uit.
Aan de aanval werd deelgenomen door 140 Flying Fortresses. De fabriek werd zwaar
beschadigd zodat de duitsers de produktie van zwaarwater moesten staken.
De aanval kostte 20 Noren het leven.
- Het tot zinken brengen van de Spoor-veerboot HYDRO.
Al snel ontdekte de achtergebleven leden van de groep SWALLOW dat de Duitsers de
produktie van zwaarwater wilden verplaatsen naar Duitsland.
De orders uit Londen luidden dat dit met alle mogelijke middelen moest worden voorkomen.
In de nacht vooraf gaande aan de dag dat de veerboot, die de materialen zou vervoeren,
vertrok, lukte het een groep saboteurs springstoffen met tijdontsteking op de veerboot
aan te brengen.
De volgende dag, tijdens de overtocht op zondag 20 februari 1944, exploderen de springstoffen en zonk
de veerboot HYDRO, met materialen en de containers zwaarwater, in de diepte van het meer.
De groep die dit lukte bestond uit:
Knut Haukelid.
Knut Lier Hansen.
Rolf Sorlie.